
Wat je bezit is op weg naar anderen.
Dit korte stukje poëzie is van Willem van Hussem (1900-1974). Het staat in mijn supermarktmuntje gegraveerd. Ik schuif het in de kar om te kunnen verzamelen wat ik zoek. Na de zoektocht parkeer ik het winkelwagentje en haal het muntje – MIJN muntje!!weer uit het slot. De inhoud van mijn kar belandt via de schappen in het wagentje, daarna in de kelderkast en vervolgens op tafel. Op weg naar anderen.
In “De Haas met de Amberkleurige ogen ” verteld Edmund de Waal hoe zijn verzameling netsukes – Japanse gordelknopen – bij hem in huis gekomen is. Hij is een nazaat van een steenrijke joodse familie en beschrijft als laatste eigenaar hoe het leven van de vorige eigenaren van deze verzameling vergaan is. Het uiterst kostbare familiebezit van de bijna driehonderd zgn. netsukes is via Odessa, Parijs, Wenen en Tokio tenslotte bij hem in Londen terechtgekomen.
Daar vraagt zijn buurvrouw hem: vind je niet, dat die netsukes eigenlijk in Japan hadden moeten blijven? Hij zegt haar dat hij haar vraag goed begrijpt. dan antwoord hij haar, dat er op de wereld genoeg netsukes in fluweel beklede schuiflades liggen, in de kabinetten van handelaren in een zijstraat van Bond Street, Madison Avenue, de Keizersgracht of de Ginsa.
Nee, antwoord hij haar.
Voorwerpen zijn altijd meegenomen, verkocht, geruild, gestolen, verloren, hervonden.
Mensen hebben elkaar altijd geschenken gegeven.
Dat is precies hoe je verhalen verteld die ertoe doen.
Een kunstwerk aan de muur vertelt een verhaal.Een Iraans nomadenkleed in onze voorkamer vertelt een verhaal. Een verzameling antieke zilveren lepeltjes vertelt een verhaal.
In mijn atelier staan kleine glazen kasjes, een soort vitrines met vindsels. Kleine “Wunderkammertjes”. Een Wunderkammer zoals die sinds 1500 bestonden, was een kunst-en rariteitenkabinet. Een kast of kamer waarin een verzameling van kunst en rariteiten kon worden bewaard. De verzameling werd aangevuld met voorwerpen, zoals munten. Het was vooral een populaire trend in de 16e, 17e en 18e eeuw. Dat had toen te maken met het toenemend contact met verafgelegen, tropische oorden na 1500. En met interesse voor onbekende planten en dieren.
De glazen kastjes vormen de inspiratie voor mijn kunstwerken. Je vindt ze terug in mijn kunstwerken, soms letterlijk, soms toegepast.
Mij wordt vaak gevraagd: Vind je het niet vervelend jouw werk je atelier te zien verlaten? Nou nee.
Wie, zoals ik, voorwerpen, zo je wilt “kunst“ maakt, kan alleen maar hopen dat kunstwerkjes hun weg in de wereld vinden en dat ze een lang leven beschoren zijn.
Want tekeningen en aquarellen, ook de mijne, vertellen een verhaal. Van een kip die op het erf scharrelt. Van een simpele vondst uit mijn tuin. Van een opgeraapt takje. Van mos op een tak. Van een schelp. Een veertje. Al die dingen dragen een verhaal mee. Verhalen zelf zijn ( als het goede verhalen zijn) ook kunstwerken.
Verhalen en – kunst -hebben in zekere zin iets gemeen. Ze worden met de tijd mooier. Ze hebben een zeker patina, zoals leer of brons. Dat patina is een proces van jaren. Van net zolang wrijven tot de essentie wordt blootgelegd. Zoals een in een rivier getuimelde steen, of een geschuurd stuk hout van het strand. Zoals het eiken kastje na jaren boenen mooier wordt. Zoals de bladeren van een mispel die in de herfst gaan stralen. Zoals het afgeschuurde stuk zwerfhout uit de branding een schitterende afgeronde vorm heeft gekregen.
In deze december -cadeau -geef-maand geven we elkaar vooral verhalen.
Koop een kunstwerk, leg het neer, geef het door of hang het op.
En dan begint je verhaal.
Ik zet de deur een beetje open
soms waait er iets naar binnen
waar ik van hou
geurend licht
een veertje
een stuk zilverpapier
blad van verre herfst
zand uit de zandbak
iemand
Joke Pas , 2004
“”